De NEEhoorn
Het is een waar plezier om dit boek voor te lezen, samen te lezen of te beluisteren
Recensent
Greet Herssens

Recensie
Je kan dit boek, om vele verschillende redenen, vooral atypisch noemen. Eerst en vooral laat de titel, en ook de tekening op de kaft, vermoeden dat dit boek gaat over de peuterpuberteit (ik-ben-2-en-ik-zeg-nee-fase), maar niets is minder waar. Door zijn woordspelingen, dubbele bodems, langere teksten en taalgrapjes richt het boek zich vooral op oudere kleuters en lagereschoolkinderen. Dat wil zeker niet zeggen dat jonge kinderen niet kunnen genieten van de tekeningen en het verhaal op zich. Daarnaast is het ook zo dat de gemiddelde lezer een zeemzoet, regenboogkleurig en wollig verhaal verwacht over eenhoorns. Ook hier gaat het boek net die andere richting uit. En als je vindt dat er in elk prentenboek een moraal moet schuilen, dan is ook dit verhaal net dat tikkeltje anders.
In het boek maak je kennis met een eenhoorn die graag dwarsligt. ‘Nee’ is zijn favoriete woord en vaak kan hij ook helemaal niet aangeven waarom hij iets niet wil, niet leuk vindt, niet … Voor kinderen (met én zonder ADHD) is hij heel herkenbaar. De dwarsliggende nevenfiguren, het hilarische taalgebruik, de stukken op rijm en de woordspelingen maken het een plezier om voor te lezen, samen te lezen of te beluisteren.
Een absolute meerwaarde zijn de vier laatste pagina’s. Daarop worden een 30-tal fantasiedieren voorgesteld waarmee kinderen zelf verhalen kunnen verzinnen, al dan niet in interactie met de voorlezer. En zeg nu zelf, wie kan er geen verhaal verzinnen over een ‘dweilpaard’ dat zijn plas niet kan ophouden of een draaierige ‘duizelpoot’?
De paginagrote tekeningen van Astrid Henn zijn een plezier om te bekijken. Ze zijn heel gedetailleerd en sluiten perfect aan bij het verhaal. Soms zijn het echte zoekplaten waar kinderen de details in zien tijdens het vertellen.
Het originele boek werd geschreven in het Duits. Jaap Robben deed er in zijn sublieme vertaling alles aan om de woordspelingen en -grapjes mee te nemen. Dat lukte hem voortreffelijk. Een deel van het verhaal is geschreven in rijmvorm en overleeft de vertaling helemaal.
Een snel rondje op het wereldwijde web leert dat niet iedereen even enthousiast is over het boek. Sommigen vinden het taalgebruik net niet gepast (zo is er de Kus-m’n-kont-hond) en ook het ontbreken van een moraal kan volgens een aantal lezers niet. Maar doet het boek vooral niet wat een prentenboek zou moeten doen? Het boeit (door tekst én tekening) en het brengt zowel lezer als verteller aan het lachen. Ik heb er in elk geval van genoten!